Waddenonderzoek op theaterfestival Oerol

Het theaterfestival Oerol op Terschelling (10-19 juni) wordt ook dit jaar weer vooraf gegaan door een ‘veldseminar’. Onder het thema ‘Bird senses of place’, zullen onderzoekers van het programma Metawad, van het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee en de Rijksuniversiteit Groningen, de resultaten presenteren van vijf jaar onderzoek aan rotgans, lepelaar, kanoet, drieteenstrandloper en rosse grutto.

Vogels verbinden de wereld

‘Met Oerol zoeken we op een theatrale manier verbinding met het landschap’, legt festivaldirecteur en Oerol-oprichter Joop Mulder uit. ‘Metawad doet dat via de wetenschap natuurlijk ook. De onderzoekers vragen zich af waarom de vijf trekvogelsoorten specifieke delen van het wad uitkiezen als overwinteringsplek, of als tankstation. Waarom is dit gebied nou zo bijzonder voor deze dieren? Is het voedsel? Is het ‘t landschap? Dat zijn niet alleen de centrale vragen van Metawad, maar eigenlijk ook van Oerol. Uiteindelijk verbinden deze vogels het wad met de broedgebieden in Siberië, de overwinteringsgronden in Afrika en feitelijk dus met de rest van de wereld.’

Praktische wetenschap

Tijdens het veldseminar zullen de onderzoekers van de vijf trekvogelsoorten de resultaten van hun onderzoek presenteren. ‘We letten daarbij speciaal op de bruikbaarheid van de wetenschappelijke kennis voor terreinbeheerders en beleidsmakers’, zegt de onderzoeksleider van Metawad, hoogleraar trekvogelecologie Theunis Piersma. ‘Bij bescherming van de natuur is goed onderzoek totaal onmisbaar. Wetenschap is geen apart zijspoortje, maar een wezenlijk onderdeel van de cyclus van ontdekken tot beschermen.’

Rotgans: stop de verruiging

De rotgans is de kleinste van alle ganzen in ons land. Het is een echte zeegans, die het liefst zeegras eet. Piersma: ‘Bij gebrek aan zeegras wijkt de rotgans steeds vaker uit naar de kwelders. Wanneer die te erg verruigen, kiezen rotganzen voor het gras van boeren op de Wadeneilanden. Uit ons onderzoek blijkt dat de rotgans erg geholpen zou zijn met het terugdringen van verruiging op de kwelders, bijvoorbeeld door middel van begrazing.

Lepelaar: platvis op het menu

‘Bij de start van onderzoeksprogramma Metawad dachten we even dat de lepelaar aan zijn plafond zou zitten in de Waddenzee’, zegt Piersma. ‘De groei leek er even uit. Inmiddels zien we dat verschillende kolonies toch nog doorgroeien. De sleutel tot bescherming van de lepelaars zit waarschijnlijk in het beschermen van platvissen op het wad. Lang werd gedacht dat deze vogels hoofdzakelijk stekelbaarsjes en garnalen zouden eten. Maar uit onderzoek aan de kots van jonge lepelaars hebben we geleerd dat ze liever platvis eten. Onze onderzoekers hebben ook zelf voor lepelaar gespeeld. Als ze gingen vissen met een sleepnetje op plaatsen waar net lepelaars hadden gefoerageerd, dan vingen ze vooral platvisjes!’

 

Kanoet: lang getij met de juiste schelpdieren

Uit het Metawad-onderzoek aan kanoeten is duidelijk gebleken dat niet alle schelpdieren automatisch kanoetenvoer zijn, stelt Piersma. ‘Kokkeltjes kunnen op sommige plaatsen in zulke hoge dichtheden liggen dat ze elkaar beconcurreren, en zo meer schelp dan vlees hebben. Dat maakt ze voor kanoeten minder aantrekkelijk. Ook kunnen de schelpdieren op plekken liggen waar de kanoeten zich continu bedreigd voelen door bijvoorbeeld slechtvalken, wat het voedsel ook relatief nutteloos maakt.’

De beste plekken voor kanoeten zijn uitgestrekte systemen van wadplaten die stukje bij beetje vol- en leeglopen met het getij: zodra de ene plek niet meer bereikbaar is door het stijgende water, schuiven de vogels een stukje op naar de volgende plaat, waar ze nog wel een tijdje vooruit kunnen. In die zin is iedere verandering die de bereikbaarheid van de wadplaten aantast een potentiële bedreiging voor schelpeneters als de kanoet. Zowel zeespiegelstijging als bodemdaling rond het wad – al gaat het maar om centimeters – gaan ten koste van de bereikbaarheid van het wad voor vogels. De beoogde winning van zout onder het wad is dan ook een directe bedreiging voor de kanoet.’

 

Drieteenstrandloper: vlak wad met garnalen

Ook bij de drieteenstrandloper heeft het werk van het Metawad-team een eerdere misvatting kunnen rechtzetten. Piersma: ‘Aanvankelijk dachten we dat het de verzanding van het wad was, die de drieteentjes in de kaart speelde. Maar door urenlange observaties aan de groeiende groep doortrekkende en ruiende vogels rond Griend, hebben we geleerd dat deze vogels op het wad eerder profiteren van garnaaltjes dan van verzandende bodems met de bijbehorende prooien. Ook voor de drieteen geldt behoud van de bereikbare, uitgestrekte wadplaten dus als de belangrijkste bescherming.’

 

Rosse grutto: voedsel en rust van levensbelang

‘Het onderzoek aan de rosse grutto heeft ons geleerd dat deze vogels nu al het maximale uit het wad halen dat voor hen mogelijk is. Ze moeten het vooral hebben van emelten en wormen op het land en van de pieren op het wad. Iedere verandering die ten koste gaat van de dichtheid van dat voedsel zal deze vogels dan ook kunnen raken’, aldus Piersma.

‘Zeker de rosse grutto laat zien dat we vooral moeten doorgaan met onderzoek. De verandering van het klimaat raakt het arctische broedgebied van deze vogels nu al zichtbaar. De Siberische sneeuw smelt ieder jaar een beetje vroeger, waarmee de piek in het voedsel voor de jonge rosse grutto’s ook steeds een beetje eerder komt. Hoe ziet het er over vijf jaar uit? Alleen door de vogels te blijven volgen kunnen we de veranderingen tijdig herkennen.’